Vandaag weer een lange dag. We vertrekken van Springbok richting de Namibische grens. Even voor de Oranjerivier, de natuurlijke grens komen
we bij de overgang. Eerst bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten voor een stempel in de pas, daarna bij de Namibiërs voor weer een stempel en dan een vluchtige drugscontrole. Een hond wordt in onze
safaritruck losgelaten, maar vindt niks en we mogen doorrijden. Een Nederlandse groep heeft minder succes: alle bagage moet uit de truck en wordt grondig nagekeken. Een revanche voor het niet zo
aardig gedrag van de Nederlandse kolonisten in het verleden?
Namibië ligt aan de westkust van zuidelijk Afrika. Het gebied lag tussen de Portugese invloedssfeer en de Britse, maar buiten de Nederlandse
inwijkelingen was niemand geïnteresseerd. Tot een Duitse zakenman het gebied opkocht en zijn grenzen steeds meer naar het zuiden verlegde, tegen de zin van de Britten. Bismarck onderhandelde en
slaagde erin om Deutsch Sudwest Afrika op te richten, met als eerste gouverneur de vader van Hermann Göring. In 1915 werd het land veroverd door de Britse Kaapkolonie en toegewezen als
mandaatgebied. Na verloop van tijd werd het feitelijk ingelijfd, maar in 1990 werd het onafhankelijk na een harde strijd van het SWAPO. Nu nog is de Duitse invloed voelbaar in de plaats- en
straatnamen. Duitsers komen er graag op vakantie en je kan er Bratwurst mit Kartoffeln en Apfeltorte eten.
Door de woestijn rijden we naar het noorden, richting Fish River NP (national park). De grindwegen zijn goed berijdbaar. We zien nog geen
dieren, maar als we uitstappen voorheen verkenning, vinden we wel sporen. Onze plaatselijk gids Norman maakt ons wegwijs in de pootafdrukken van zebra's, springbokken, orixen en katachtigen. Op
grote afstand zien we struisvogels en springbokken, maar de dieren zijn schuw en trekken zich terug in het struikgewas.
We rijden eerst naar onze lodge, want het is warm. De accommodatie lijkt een paradijs: huisjes met strobedekking, een open restaurant en een
zwembad gevoed door de warmwaterbronnen van het domein. We nemen een verkwikkende duik voor we terug op weg gaan naar Fisher Canyon, de tweede grootste na de Grand Canyon. We wandelen langs de
kloof en het zicht is prachtig. Aan het einde van de trip is een uitkijkpunt en Norman en Dingy de chauffeur sleuren een koelbox bier aan. In afwachting van de zonsondergang wordt er gezellig
geborreld en gebabbeld. De zonsondergang is zoals we gewoon zijn van onze vorige reizen, een flop, maar die borrel hebben we toch gehad ...
's Avonds eten we kudu, een antilope-variant met grote oren. Voor je naar Gaia belt: de dieren worden niet geschoten, maar gekweekt in het
wild. De Namibiërs kunnen heel goed koken en de Namibische wijn is best te drinken.
Daarna naar bed want morgen is het weer vroeg dag.
Vrijdag.
Om 6u00 ontbijt, want we moeten 550 km richting Sesriem. We zien de eerste dieren van iets dichterbij: zebra's, spiesbokken, struisvogels en
springbokken. Maar ze zijn schuw en trekken zich vlug terug in het struikgewas en zijn moeilijk te fotograferen. Het landschap is prachtig. Hier en daar rijst een kokerboom op. Zijn gladde bast
wordt door de bosjesmannen gebruikt om hun pijlenkokers te maken. En voor de rest is er alleen de woestijn....
Onze lodge ligt in the middle of nowhere, weer prachtig maar nu met een ijskoud zwembad. We amuseren ons met een onderwater-camera maar
langer dan een half uurtje houden we het niet vol.
Dit verhaal is geschreven voor het avondmaal, na veel computerperikelen. De rest zien we morgen wel.
Vandaag laten we ons rijden. Kaapstad heeft een schitterend net van hop-on hop-of bussen die de stad en de omgeving aandoen. We starten rond 10u00, na een laat maar heerlijk ontbijt. In een
druilerige regen gaan we op zoek naar de bushalte. We hebben geluk, onderweg kruist de bus ons pad en we worden zonder problemen aan boord genomen. Zoals altijd en overal in Kaapstad is de service
impécable en supervriendelijk. De namen van de straten zijn Afrikaans: Breestraat, Waalstraat, ... Langs de chique villawijken rijden we de stad uit. Overal hekkens, prikkeldraad en waarschuwingen:
bij inbraak wordt onmiddellijk geschoten. Zuid-Afrika kent veel criminaliteit, de tegenstelling tussen zwarte armoede en blanke rijkdom is hier niet vreemd aan. En wapens zijn er heel normaal.
Ten zuiden van de stad ligt de township Imizamu Yethu, op een berghelling. We lopen door de krotten opgetrokken in zinken golfplaten. Een toilet per 20 personen, gemeenschappelijke waterpunten, wel
elektriciteit. Hier en daar een paar betere huisjes, gebouwd met fondsen van een Ierse liefdadigheidsinstelling. De armoede is schrijnend, meer dan 30 % is werkloos. Hier wonen een dertig duizend
mensen op een kluitje. Veel alcoholisme en HIV, hoewel de bewoners zelf inspanningen doen om de boel draaiende te houden. De gemeenschap zelf zorgt bijvoorbeeld voor wederopvoeding van
minderjarigen die betrokken waren bij moord. Er zijn primitieve gemeenschapshuizen, kerken, zelfs een bibliotheek, met Aspe vertaald in het Afrikaans en zowaar een Reinaert de vos. De bewoners zijn
vriendelijk niettegenstaande de modder, de viezigheid, het gebrek aan sanitair en de primitieve hutten. Iedereen is bereid tot een babbel en in het schooltje worden we door de kleuters met open
armen ontvangen. Iedereen wil op de foto en we kunnen de kinderen niet van het lijf houden. Opvallend: in de township zie je geen oudere mensen. Aan de rand van het dorp staat de teabag-shop, een
werkplaats waar oude theezakjes gedroogd, beschilderd en verwerkt worden tot kunstige wenskaarten, onderleggers en zelfs handtassen.
Een township lijkt een puinhoop en toch. Onze begeleider die er zelf woont, typeert het treffend: je kan veel verdragen als je maar hoop hebt...
Via de baaien langs de Atlantische Oceaan rijden we terug naar het stadscentrum. Hier bevinden zich we de wijken van de superrijken, waar Porsches en zware Mercedessen doodnormaal zijn. Onze bus
wordt bestormd door een bende Afrikaanse dames met blitse kapsels, felgekleurde nagels en Opzichtige outfits. Ze hebben blijkbaar het dagje van hun leven, lachen en tateren erop los en als we
foto's nemen poseren ze als volwaardige filmsterren.
Terug in de stad bezoeken we het 'District 6'-museum. District 6 werd tijdens de apartheid een blanke wijk en alle kleurlingen moesten verhuizen naar de rand van de stad. Het museum geeft een goed
beeld van de sterke tegenstellingen uit het verleden en de misbruiken van de blanken.
Op een marktpleintje in de oude stadswijken drinken we koffie en Zuid-Afrikaanse wijn. Rond Kaapstad liggen een paar uitstekende wijndomeinen. We wandelen naar het Victoria and Alfred Waterfront,
een hippe buurt in de oude haven met leuke winkels en massa's restaurants en laten ons in een visrestaurant verleiden tot de 'catch of te day'. Het is 'yellow tail', een zeevis met een stevige
structuur en heel lekker met het glaasje Chenin blanc.
Een leuke taxidriver brengt ons voor 70 Rand terug naar het hotel. Dit was het dus voor Kaapstad. Morgen om 6u00 richting Springbok.
Woensdag.
Het is fris als we de safaritruck opstappen en ook onze ontbijtpicknick is berekoud. Maar na 9u00 wordt het warm. Het wordt een rustige dag: we hebben 600 km voor de boeg en de chauffeur rijdt
flink door. Het landschap is gevarieerd: bergen, grasland en struikgewas wisselen elkaar af. Hier en daar schapen en een schaarse boerderij, en de godganse weg een draadafsluiting. De weg is kalm,
alleen komt er nu en dan een reuzenvrachtwagen voorbij. In de verte zien we een kilometerslange trein zich voortslepen in het landschap. Voorlopig weinig of geen wild. Rond 17u30 zijn we in de
lodge van Springbok, net op tijd om te genieten van de zonsondergang.
Na een BA-vlucht met een oude Boeing 747 landen we om 8u00. Meer dan 40 jaar geleden vloog ik met een dergelijk toestel naar New-York, en toen was het supermodern! Nu ziet het er allemaal wat
'seventies' uit. Maar de zetels zijn wel comfortabel genoeg voor een paar dutjes. Op het vliegtuig maken we kennis met Robert, een vriendelijke 'Kaapstedeling', die ons voorstelt om dinsdag met hem
rond te rijden. We zien het wel, want we hebben een druk programma.
Kaapstad. Geen cultuurschok. De stad ademt een rustige sfeer uit opdeze zondag. Je waant je wel in een Europees provincienest, alleen zijn de zwarte Afrikanen manifester aanwezig. We logeren in
een hotel, in een rustige buurt, met zicht op de Tafelberg en in het centrum van de stad.
Eerst het praktische werk, geld pinnen. Alles werkt prima. Opvallend is de aanwezigheid van zwarte bewakers aan supermarkten, die ook vandaag open zijn tot 22u00.
Vandaag is het weer prachtig en we nemen een taxi richting Tafelberg, die overal zichtbaar is vanuit de stad. We nemen de kabelbaan naar boven, het is te warm om te klimmen, maar boven is
gelegenheid te over voor wandeltochten. Van beneden gezien lijkt het een plateau, maar het is een sterk geërodeerde berg, met kloven en rotsen. De klipdassen, onze eerste ontmoeting met de
Zuid-Afrikaanse dierenwereld, zijn prominent aanwezig en komen bedelen om voedsel. Verboden te voederen, maar we kunnen de smachtende blik van de bedelaars niet weerstaan. Onmiddellijk zijn we
omringd door de mooie diertjes en een bende kraaiachtigen. De panorama's over de stad en de stranden zijn subliem.
In de vooravond lopen we rond in Bo-Kaap, de moslimwijken met de prachtig gekleurde huisjes. Mintgroen, zeeblauw, geel en fuchsia wisselen af in verschillende combinaties. Overal vriendelijk
mensen, die fier zijn op hun mooie wijk, en opvallend weinig toeristen. Maar een café vind je hier niet, dus zakken we af naar Longstreet, een straat met Victoriaanse huizen. De halve liter op
het terras doet deugd, maar we worden voortdurend lastig gevallen door bedelaars. Zuid-Afrika is duidelijk een arm land.
De vermoeidheid laat zich voelen en na een hazenslaapje trekken we weer de stad in op zoek naar een restaurant. In Kaapstad kan je lekker eten, veel wild, struisvogel, springbok, krokodil, en
voor naar Europese normen, voor redelijke prijzen. En de Kaapse wijn behoeft geen krans.
23u00. Bedtijd. Voor morgen hebben we een auto gehuurd en rijden we naar Kaap de Goede Hoop, een veel belovende naam voor de eerste zeevaarders die Afrika omzeilden, voor anderen de Stormkaap
omwille van de sterke winden en de woelige zee bij de confrontatie van de Atlantische en de Indische Oceaan.
Maandag.
Het weer ziet er niet goed uit als we de huurwagen gaan ophalen. Zwaar bewolkt met neiging tot regen. We krijgen een Polo, uiteraard met stuur rechts. Het is even wennen als we Kaapstad uitrijden
richting de Kaap. Goed nadenken als je ergens afslaat, steeds links rijden. De weergoden zijn met ons, er waait een warme wind, het is soms dreigend bewolkt, maar de regen blijft uit telkens als we
uitstappen. Het landschap op het schiereiland tussen de Atlantische en de Indische Oceaan is subliem. Witte stranden en rotsen wisselen af. Via de westkust rijden we door het nationaal park naar de
Kaap. Her en der staan monumenten die herinneren aan de rondvaarten van Bartolomeo Diaz en Vasco da Gamma.
Vanop Cape Point genieten we van het spel van de walvissen in de zee. En op het strand van Kaap de Goede Hoop zien we pinguïns stoeien. Even later staan we zelf aan het bord van het meest
zuid-westelijke punt van Afrika. Toch een memorabel moment...
Langs Boulder Beach met de in iedere toeristische gids geroemde maar sterk overroepen pinguïnkolonie rijden we terug noordwaarts. We worden nog getrakteerd op een oerdegelijk maar prachtig onweer
in Simon's Town, een stadje met mooie Victoriaanse huizen, voor we weer Kaapstad binnenrijden. Als we de wagen weer inleveren, is de manager van het verhuurbedrijf zo vriendelijk om ons terug te
voeren naar het hotel.
We besluiten de dag weer eens met een lekker diner van struisvogel en springbok, met groene asperges en een rode wijnsaus....
Morgen gaan we verder met onze verkenning van de stad.
Terwijl iedereen hier weer naar school of op het werk is (voor sommigen hetzelfde), begint voor ons straks de vakantie. Op een fietsvakantie in Duitsland na en een motortour in Frankrijk, zijn we
in België en omstreken gebleven. Maar wel veel gefietst in en rond Brugge. Augustus was onze babysit-maand. Met zes kleinkinderen is er altijd wel leven in huis. De speeltuinen, pretparken en het
berenbad hier in de buurt hebben geen geheimen meer voor ons. Onze voorkeur gaat naar de Zeven Torentjes: hier kan je de kinderen goed in de gaten houden vanaf het terras, genietend van een blauwe
Chimay en pannenkoek, en hoef je zelf niet op de schommelboot, de waterglijbaan of in de roetsjbaan.
Voor deze reis geen vervelende administratieve formaliteiten. Nade tijdrovende en ingewikkelde visaregeling voor India en Iran is dit een ongelooflijk comfort. Waar we een visum nodig hebben,
kunnen we het krijgen aan de grens. Het vaccinatieboekje is gecontroleerd en de pas is in orde. Wat papierwerk betreft, is alles klaar. De onvermijdelijke medicijnenvoorraad is aangevuld, inclusief
de malariapillen, injectienaalden, antibiotica en wat nog meer. Nu nog de bagage pakken, maar dat is gezien het Afrikaanse lenteklimaat relatief eenvoudig.
We vertrekken deze keer niet van Schiphol, maar vanuit Zaventem met British Airways en vliegen op Kaapstad voor een vliegreis van ongeveer 15 uur, met een tussenstop in Londen.
Nog wat instructies gekregen over de big five van kleinzoon Emiel (waarom de buffel daar bij zit en bv. niet de giraffe?) en dat is nodig, want beesten en bloemen behoren niet echt tot mijn
kennisgebied. Ik ga dus veel leren.
Die Afrikaanse kampvuurliedere, Sarie Marijs en Bobbejaan klim die berg, zijn ingestudeer, die kitaar gestem. En nu begin die aftellinge ...